Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo zegt [28]de HEERE der heirscharen: Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, en [29]indien gij Mijn wacht [30]zult waarnemen, [31]zo zult gij ook Mijn huis richten, en ook [32]Mijn voorhoven bewaren; en [33]Ik zal u wandelingen geven onder dezen, die [hier] staan. 28. Te weten, God de Vader, die voor de weldaden, waarmede Hij de mensen begenadigt, dankbaarheid is vereisende, namelijk gedurige oefening in de godzaligheid; Luk.1:74,75; 1Petr.1:15,16. 29. Dat is, indien gij mijne instellingen en geboden naarstig zult onderhouden, gelijk Ik die wil onderhouden hebben. 30. Hebr. zult wachten. 31. Dat is, zo zult gij ook het opzicht en de regering over mijn kerk hebben, gelijk het uwe voorouders gehad hebben; zie 2 Kron.19:11. De kerk wordt meermalen Gods huis genoemd, gelijk Num.12:7; Jer.11:15, en Jer.12:7; Hebr.3:2. 32. Dat is, gij zult in uw hogepriesterambt geduriglijk blijven, en het opzicht over mijne kerk hebben en behouden. Het is even hetzelfde hetwelk Hij straks met andere woorden gezegd heeft. 33. Dat is, na dit leven, zal Ik u opnemen in het eeuwige leven, en zal u doen wandelen onder de heilige engelen, die hier staan, en andere hemelse scharen. Verg. Matth.22;30; 2 Tim.4:8; Hebr.12:22.